Voorbeelden van het gebruik van Zusje in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Jouw elf jarige zusje slaapt in de kamer hiernaast.
Breng je zusje naar bed.
Zusje, er zijn geen goden.
Ik ben blij dat m'n zusje het einde nog heeft meegemaakt.
Waarom is je zusje een weerwolf?
Hou je zusje in de gaten. Ik ben zo terug.
Zusje van me.
Breng je zusje naar huis en maak je huiswerk, okay?
Het zusje had astma.
Hij gaat je zusje laten verzorgen in de kliniek!
Een zusje?
Een broertje of zusje voor Nick?
Jongere zusje van George.
Hij heeft een zusje, Simone, en een half-zusje, Marli Ann.
De FBI heeft jou zusje niet gered Sara en haar moordenaar niet gevonden.
Maart: Mays zusje Emma Maria wordt geboren; ze sterft op 5 augustus.
Haar zusje Margot is 3 jaar oud.
Wat doet Meg's zusje hier om 02.00 uur?
Noem je zusje geen platte gehaktbal.
Het sexy zusje van de garnaal.