Beispiele für die verwendung von Huis auf Niederländisch und deren übersetzungen ins Deutsch
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
In het huis in de tunnel. Waar?
Ik kwam huis en hij was er niet.
Dit wordt m'n nieuwe huis.
Neem je schilderzooi ook mee zodat het jouw huis lijkt.
Meneer, ik heb de Witte Huis Crisiskamer aan de lijn. Allemaal.
Wil je naar huis gaan om het te vieren?
Huis/ HD/ zilver
Falk kocht het huis van het ministerie.
Ons huis was voor altijd… verloren.
Haar huis, haar werkplek en schuilplekken.
Ze zijn in mijn huis.
Je vrienden, deze bar, je huis.
Heb je een huis voor ons gekocht?
Ga naar huis, rust wat uit.
Ik geloof dat hij in dat huis op zolder vermoord is.
Huis Nieuwe ontwikkeling:
Het huis van de Parkers.
Alice? Het huis, de kinderen.
Door mij, gaat mr. Greene mijn huis vernietigen.
Jawel. Mooi huis.