Examples of using Bom in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Best. Bom, zuur, rookbom.
De bom is bevestigd aan de wielnaaf.
Hij kan er een bom of anthrax in hebben gestopt.
Park Bom deed dit.
Ik kreeg een bom op m'n hoofd.
De bom is klaar. Zet ze op twee seconden.
Zeg me waar de bom is en hij laat je leven.
Bom, zuur, rookbom. Best.
De bom was van plastiek.
De bom was zo ontworpen dat hij alleen dodelijk is voor iemand.
We hebben de bom, Gibbs. Ja, Torres.
Beide kleuren zijn de bom dot com.
Bom in een brievenbus op Kensington High Street.
Er ligt een bom in het gebouw.
Hielp hij de mensen die de bom legden? Nee,?
De bom zal zijn bestemming niet bereiken.
Maar de bom was niet bedoeld om te doden.
De bom was van kunststof.
We hebben de bom in elkaar gezet.
Wall Street, bom.