Voorbeelden van het gebruik van Bom in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Bezorg de bom of zij gaat dood.
Steed maakt een bom, Emma wordt in slaap gebracht!
De bom, kan niet anders zeggen.
Niet op de bom zitten.
Er is een bom aan boord.
De bom en het bloedbad in Noorwegen had geen “valse vlag”.
Die bom in '87.
Een bom in Fairfield. Bij een pand van Verdiant Industries.
Een zware bom, dacht ik zo.
Voeg bom Marble Unlimited.
Je maakt er een bom van, hè?
Bom komt eraan.
Bom, vriend, te veel info.
Bom, jij kan er twee aan.
We moeten de bom vinden, voordat we hem gaan zoeken.
De bom verliezen zou niet onze eerste keus zijn.
Het OM moet de bom in verband brengen met de verdachte.
Het is geen bom, het is een moordaanslag.
Meitner weigerde aan de bom te werken, vader.
Maar waarom een bom tijdens de finale?