Examples of using Bubbel in Dutch and their translations into English
{-}
- 
                        Colloquial
                    
 - 
                        Official
                    
 - 
                        Ecclesiastic
                    
 - 
                        Medicine
                    
 - 
                        Financial
                    
 - 
                        Computer
                    
 - 
                        Ecclesiastic
                    
 - 
                        Official/political
                    
 - 
                        Programming
                    
 
Hij is alleen een jongen in een bubbel.
Ik haat deze stomme bubbel.
Kleine bubbels.  De ultieme bubbel.
Mijn zoon is een bubbel jongen.
We gaan met je mee, Dr. Bubbel.
We leven niet in een bubbel.
We leven niet in een bubbel, Charlotte.
Je zei:"Bubbel".
Onstaan uit een bubbel aan een boom.
De bubbel is nog stabiel.
En die doorzichtige bubbel daar, dat is bijna vier liter ethanol.
De lucht bubbel, de strik.
Bubbel Space Prince heeft zijn eigen spel.
Geen bubbel, geen wormgat, gewoon een echte ouderwetse bankroof.
De bubbel groeit!
In een bubbel? Ik probeer dit op te lossen?
En de bubbel dan? Wat?
Bubbel en piep, Leah.
Maar je bubbel is geknapt.
Als een bubbel in een lavalamp?