Examples of using Hij dat doen in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
En waarom zou hij dat doen?
En waarom zou hij dat doen?
Waarom zou hij dat doen?
Maar hoe kan hij dat doen?
Mag hij dat doen?
Laat hij dat doen als hij daarin een belang wil hebben;
Hoe kan hij dat doen?
Waarom zou hij dat doen, Nick?
Waarom zou hij dat doen?
Ook al zou hij dat doen, hij zou me niet hier gaan zoeken.
Waarom zou hij dat doen?
Waarom zou hij dat doen?- Dat weet ik niet?
Waarom zou hij dat doen?
Waarom zou hij dat doen?
Waarom zou hij dat doen?
Hoe kan hij dat doen?
Waarom zou hij dat doen?
Hoe kon hij dat doen, tante?
Hoe kon hij dat doen.
Waarom zou hij dat doen als hij niet wil dat iemand hem claimt?