Examples of using Koken in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Ecclesiastic
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Wrat moet schoon koken in heet water.
Zooals het koken, van het heetste water.
Houd uw voedsel steeds in het oog tijdens het koken.
En Sarah-Jean kan niet koken.
Ik moet gaan koken.
Hallo, Jerry. Iemand is aan het koken.
Je laat mijn bloed koken.
Koken boven het kampvuur.
Water koken en handen wassen.
De sterke smaak wordt milder door het koken.
Iedereen wilt met een vrouw trouwen die goed kan koken.
Ik wist niet dat jij kon koken.
Laat haar maar zelf koken.
Ik gebruik het voor het koken.
En nu hun hemel brandt en onze oceanen koken.
Koken met de snelkookpan 4.-5.
Water koken en handen wassen.
De kleur verdwijnt wel grotendeels tijdens het koken.
Alleen de beste marinekoks mogen voor de opperbevelhebber koken.