Examples of using Netjes in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Hang je jasje netjes op en ruim je muts op.
Meteen. Netjes gedaan, Mr Palmer.
Die bocht netjes aansnijden, breed er door glijden.
Dat is wat ik netjes noem!
Het is vrij netjes.
Hij was ontzettend netjes.
Ik kleed me netjes, ik zorg goed voor mezelf.
Stelen is niet netjes, weet je?
Dat is erg netjes van u. Stil.
De claim is netjes ingediend in Salisbury.
Netjes gearrangeerde folders, net kantoor.
Netjes vragen werkt beter, hoor.
Ik probeer het huis mooi en netjes te houden.
Maar hou het wel netjes.
Mijn ouders zijn netjes.
Het is niet netjes om mensen te besluipen.
Altijd zo netjes gekleed en zo beleefd.
Dat is erg netjes van u. Stil!
Ja. Alles netjes gedaan en daar zijn we.
Begeleid haar netjes naar buiten.