Examples of using Nooit getrouwd geweest in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Je bent nooit getrouwd geweest.
U bent nooit getrouwd geweest?
Mattis is nooit getrouwd geweest en heeft geen kinderen.
Ik ben nooit getrouwd geweest. Ik werk in een schoonheidssalon.
Ik ben nooit getrouwd geweest, alleen verloofd.
Zeker nooit getrouwd geweest.
Je bent nooit getrouwd geweest, en hebt nooit een stabiele relatie gehad.
Je bent nooit getrouwd geweest, toch?
U bent nooit getrouwd geweest, toch?
Je bent nooit getrouwd geweest.
Jij bent nooit getrouwd geweest.
Je bent nooit getrouwd geweest?
Ik ben nooit getrouwd geweest.
Nooit getrouwd geweest. En jij?
Nooit getrouwd geweest. En jij?
Nooit getrouwd geweest, geen kinderen.
Nooit getrouwd geweest.
Klik op"35 en nooit getrouwd geweest.