Voorbeelden van het gebruik van Nooit getrouwd geweest in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Nooit getrouwd geweest?
Je bent nooit getrouwd geweest.
Nooit getrouwd geweest.
Nooit getrouwd geweest.
Nooit getrouwd geweest, geen contact met vee.
Je bent nooit getrouwd geweest.
Je bent nooit getrouwd geweest?
Jij bent nooit getrouwd geweest. Bovenste rij.
U bent nooit getrouwd geweest?
Waarom is ze nooit getrouwd geweest?
Nooit getrouwd geweest, weet je nog?
Nooit getrouwd geweest, geen kinderen, niets.
Nee. Ben je nooit getrouwd geweest?
Hij is nooit getrouwd geweest.
Meneer. Bent u nooit getrouwd geweest?