Examples of using Pas getrouwd in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Je weet dat ik pas getrouwd ben.
Pas getrouwd met jezus.
Hij is pas getrouwd, heeft een klein kind thuis.
Maar jullie zijn pas getrouwd.
Pas getrouwd? Of zijn jullie van huis weggelopen?
Pas getrouwd, kerkganger.
En we doen alsof we weer pas getrouwd zijn.
Geweldig voor nieuwe moeders, pas getrouwd, BRUIDS partijen!!
Weet je nog toen wij pas getrouwd waren?
Weet je nog, toen wij pas getrouwd waren?
Ik ben pas getrouwd.
de reality show, pas getrouwd.
zijn pas getrouwd.
Ze zijn tenslotte pas getrouwd.
Waar staat ie? Pas getrouwd.
Jij hebt dat'pas getrouwd' gedaan.
Tommy en Daphne Carter zijn een pas getrouwd stel.
Ze waren er net een paar maanden. Pas getrouwd.
Zij was nog zo jong, zo mooi en pas getrouwd.
Onze speciale aanbieding is een ruimte voor een pas getrouwd stel.