Voorbeelden van het gebruik van Pas getrouwd in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Arme stakker, volgens mij is hij pas getrouwd.
We zijn pas getrouwd.
Weet je, wanneer we pas getrouwd waren… Deed ik de hele tijd alsof.
We zijn pas getrouwd.-Aluminiumfolie.
Pas getrouwd? Gefeliciteerd.
Maar we waren pas getrouwd en dat interesseerde me veel meer.
Juli en Scott waren pas getrouwd en verwelkomden hun eerste kind.
Weet je nog toen we pas getrouwd waren, voordat de oorlog uitbrak?
Pas getrouwd Rustig, Jude.
Pas getrouwd met jezus.
Pas getrouwd.
Pas getrouwd, kerkganger, Drinkt af en toe een biertje,
Zijn jullie pas getrouwd?
Hij is pas getrouwd, heeft een klein kind thuis.
Pas getrouwd, hé?
Je weet dat ik pas getrouwd ben.- Nee?
Weet je nog, toen wij pas getrouwd waren?
Zijn ze pas getrouwd?
Onze speciale aanbieding is een ruimte voor een pas getrouwd stel.
Steven is pas getrouwd.