Examples of using Plus twee in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Eén plus twee is drie.
Geef hier. Twee plus twee, vier.
Als iemand hem vroeg wat twee plus twee was.
Een kwestie van twee plus twee.
Een niet-vampier, plus twee.
Wat is groter? Oneindig plus twee.
Je bent de plus twee.
Drie X plus twee.
Ik zei je tien plus twee.
Hoeveel?- Onze man plus twee.
Plus twee reflecterende lipglosses die perfect zijn voor jouw lippen!
Plus twee is te veel werk.
Maar de meest stabiele staat is plus twee. Dan is het meestal roze.
Hoeveel is t't'n plus twee?
Hoeveel is vijf plus twee?
Hoeveel is drie plus twee?
Drie A plus twee B over twee. .
Een plus twee min een, tot je bij 500 bent.
Hoeveel is twee plus twee?