Examples of using Rustdag in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Morgen heb ik een rustdag en gaan ze de longmachine eraf halen.
Rustdag in het restaurant: Vrijdag, Zaterdag.
Een rustdag is een wekelijkse rustperiode.
Daar wacht ons een rustdag en heel veel bezienswaardigheden.
Na een rustdag een klein dorpje achter het blauwe meer Dudh Pokhari.
De rustdag heeft hem geen pijn gedaan, hè?
Rustdag of rondrit meer van Trasimeno 55 of 64 km.
De Rooy vol gas richting rustdag, Van Ginkel valt weer stil.
In Savannakhet houden we een rustdag en ontmoeten we twee mannen uit Australië.
Dat is een rustdag, weet je wel?
God gebood geen rustdag voor de noachieten(niet-joden).
Wij beschouwen deze dag vanuit een christelijke levensovertuiging als rustdag.
Vandaag is het zondag en hebben wij een rustdag.
Vanuit het koloniale verleden heeft men in Gambia de zondag als rustdag aangenomen.
Voor veel mensen is de zondag een rustdag.
Ik was hier op wat normaal hun rustdag is.
Wij eren de zondag als rustdag.
Het is tenslotte een trainingsdag en geen rustdag.
Doe dit dan het liefst op een rustdag.
In Arusha houden we een rustdag.