Examples of using Speech in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Ik geef geen speech.
Niet mijn speech.
Speech, tijd voor een speech, iedereen.
De Drone Queen? Speech, speech.
Bespaar me je speech.
Maar we mistten uw speech.
Geen speech.
Ik wil je speech niet.
Ik ben niet goed in speech.
laat hem rusten' speech krijgen.
Waar gaat je speech over, Sam?
Je speech was volgens iedereen een enorm succes.
Zorg dat de speech over het bruidspaar gaat.
De speech is gepland op 11 mei om 10 uur.
For speech aanvragen of zakelijke vragen,
Hierna volgde een speech van directeur Wim Zijderlaan.
Je speech hoeft het publiek niet omver te blazen.
Na 10 minuten speech heb je het eigenlijk wel door….
Zijn speech had als onderwerp‘vrede'.
Eén keer voordat je een speech moest geven tijdens de bruiloft van je broer.