Examples of using Taai in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Zijn ziel is taai, zijn lichaam lenig.
Niet te taai?
Lekker, heerlijk taai.
Voor het smeden, zoals rozen nodig taai materiaal.
Ze zijn taai, gezond en werken goedkoop.
Daar word je moe en taai van.
Hopelijk was je steak niet te taai.
wat was hij taai.
En aan de binnenkant taai.
Dieren kunnen geen taai vlees kauwen met stompe hoektanden.
is vrij taai.
En het is allemaal taai konijnenvlees.
Hij moet taai zijn.
Eieren, spek. Taai, niet knapperig.
Niet te taai?
Taai als het sterkste pantser.
Ryukin zijn behoorlijk taai.
We zijn taai.
Niks zou zo taai mogen zijn.
Ja. Ze is zo taai als een muilezel.