Examples of using Uur in de week in Dutch and their translations into English
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Drie uur in de week.
Uur in de week. Oké.
Oké. 12 uur in de week.
Twee uur in de week, niet onoverkomelijk.
Twee á drie uur in de week bijles.
Twee á drie uur in de week bijles.
Cursus Spaans in de avond 4 uur in de week.
Aan iemand die 90 uur in de week werkt?
Daarnaast krijgen alle leerlingen een uur in de week godsdienstonderricht.
Met de radio één uur in de week, op zaterdag.
Dit komt neer op gemiddeld 24 uur in de week.
Clay, Ik werk 80 uur in de week, man.
Wijd een paar uur in de week aan je favoriete hobby.
Thaise kok voor 20 uur in de week. Ervaring gewenst!
Hij heeft prima studieresultaten en traint zo'n 25 uur in de week.
Twee á drie uur in de week bijles. Ik zal het doen.
Deze cursus is beschikbaar van 1 tot 20 uur in de week-.
Studiebelasting De gemiddelde studiebelasting bedraagt 40 uur in de week, gedurende 40 weken.