TUTOR in Dutch translation

• leraar
• tutor
• mentor
• docent
• leermeester
• bijles
• privéleraar
• lerares
• begeleider
• studiebegeleider
• onderwijzer
• huisleraar
• bijlesleraar
• bijles geven
• les geven
• huisonderwijzer

Examples of using Tutor in English and their translations into Dutch

I was the children's tutor.
Ik was de tutor van de kinderen.

My former tutor, Gentile de' Becchi.
Mijn vroegere leraar, Gentile de Becchi.

Don't forget that tutor session we have later.
Vergeet je bijles straks niet.

My father's a tutor.
Mijn vader is mentor.

She's my tutor, Koike!
Zij is mijn lerares, Koike!

Couldn't your tutor find a more convenient job?
Kan je begeleider niets leukers vinden?

And that tutor will be me.
En die privéleraar ben ik.

Your tutor fled before we could apprehend him.
Je tutor vluchtte voordat we hem konden vatten.

Each student works under the supervision of a tutor.
Elke student werkt onder begeleiding van een docent.

penetrated by her aged tutor.
doorgedrongen door haar oud leermeester.

We can hire a tutor.
We kunnen bijles regelen.

He asked me to be his tutor.
Hij vroeg me z'n leraar te zijn.

I came here with my tutor.
Ik kwam hier met m'n mentor.

You can also tutor to earn money.
Je kunt ook bijles geven om bij te verdienen.

As tutor for her ward.
Als de lerares van haar pupil.

I'm a Yale series tutor.
Ik ben een begeleider van de Yale serie.

He was tutor to Mr. Laurence's grandson.
Hij was de privéleraar van de kleinzoon van Mr Laurence.

Group of students and their tutor.
Groep van studenten en hun tutor.

Kirk was paying for his tutor.
Kirk betaalde voor zijn leermeester.

My teacher says that I need a tutor.
Ik heb bijles nodig.