Voorbeelden van het gebruik van Bellen in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Jagdhunde bellen.
Und jetzt möchte ich Sie bellen hören.
Hunde, die bellen.
Barracke, bellen, Pudel.
barrak, geblaf, poedel.Die Hunde kennen dich, sie bellen nicht.
De honden kennen je, dus die blaffen niet.Ich höre einen Hund aus 15 km Entfernung bellen.
Ik hoor het als een hond 16 km verderop blaft.Ich hörte ein Bellen.
Ik hoorde geblaf.Die Hunde kennen dich, sie bellen also nicht.
De honden kennen je, dus die blaffen niet.Bitte. Gut, wenn Sie wie ein Hund bellen.
Alsjeblieft. Goed, als u blaft als een hond.Wachhunde mit einem scharfen, lauten Bellen.
die aanslaan met een scherp en luidruchtig geblaf.Sie hätten dich bellen lassen können.
Ze hadden je kunnen laten blaffen als een hond.Ich behaupte nicht, dass Sie immer bellen. Allerdings!
Ja, sir. Niet altijd, maar u blaft.Ich hab Nicht Bellen gemacht.
Ik deed"geen geblaf.Hunde bellen.
Honden blaffen.Wenn Sie das nächste Mal bellen, beißen Sie auch! Mal wieder.
Alweer. Als je nog eens blaft, bijt dan ook.Aber an jenem Abend hörte ich Homer bellen.
Die avond hoorde ik Homer blaffen.Ich höre nur sein nerviges Bellen.
Ik hoor alleen maar irritant geblaf.Und sie hörte Hunde bellen.
En ze hoorde honden blaffen.Kein Bellen.
Geen geblaf.Ich kann auch bellen.
Ik kan ook blaffen.
