BLAFFEN - vertaling in Duits

• bellen
• jaulen
• Gebell
• bellt
• belle
• gebellt
• Hundebellen

Voorbeelden van het gebruik van Blaffen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

Rinkelende hond blaffen.
Klirren hund bellt.

De honden kennen je, dus die blaffen niet.
Die Hunde kennen dich, sie bellen nicht.

Bijten en niet blaffen.
Wer beißt, bellt nicht.

De honden kennen je, dus die blaffen niet.
Die Hunde kennen dich, sie bellen also nicht.

IK RAMMEL Hij blijft maar blaffen.
Er bellt ununterbrochen. ICH VERHUNGERE!

Ze hadden je kunnen laten blaffen als een hond.
Sie hätten dich bellen lassen können.

die hond maar blijft blaffen.
der Hund des Nachbarn unaufhörlich bellt.

Honden blaffen.
Hunde bellen.

Ja. Aucán blijft maar blaffen. Natuurlijk.
Ja. Aucán bellt ununterbrochen. Natürlich.

Die avond hoorde ik Homer blaffen.
Aber an jenem Abend hörte ich Homer bellen.

Al kan hij wel hard blaffen.
Dafür bellt er eben sehr laut.

En ze hoorde honden blaffen.
Und sie hörte Hunde bellen.

Alle bijten niet blaffen.
Wer beißt, bellt nicht.

Ik kan ook blaffen.
Ich kann auch bellen.

Ze kan niet blaffen.
Sie bellt nicht.

Mijn honden blaffen.
Meine Hunde bellen.

Uw hond heeft twee dagen zitten blaffen.
Ihr Hund bellt seit zwei Tagen durchgehend.

Ik hoor honden blaffen.
Ich höre Hunde bellen.

Hij blijft maar blaffen.
Er bellt ständig.

Uw hond heeft twee dagen zitten blaffen.
Ihr Hund bellt seit zwei Tagen.