Voorbeelden van het gebruik van Ewiglich in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Ecclesiastic
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Und Sandman wird ewiglich in meinem Fadenspiel gefangen sein.
En Sandman zal voor eeuwig in mijn kattewieg verstrengeld blijven.doch nicht ewiglich.
maar niet voor altijd.seine Güte währet ewiglich.
trouw duren tot in eeuwigheid.Das Wort des Herrn währet ewiglich.
De roem van de Heer blijft in eeuwigheid.So wird der Aussatz Naamans an dir haften und an deinem Samen ewiglich.
Daarom zal u de melaatsheid van Naaman aankleven, en uw zaad in eeuwigheid!seine Güte währet ewiglich;
Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.Glück meinem Herrn, dem König König David David, ewiglich!
Mijn heer de koning koning David leve in eeuwigheid!Nun esse von dir niemand keine Frucht ewiglich!
Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid!Mein Herr, der König David, lebe ewiglich!
Mijn heer de koning David leve in eeuwigheid!es wird gesegnet sein ewiglich.
het zal gezegend zijn in eeuwigheid.alle Ordnungen deiner Gerechtigkeit währen ewiglich.
al uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig.Es lebe mein Herr, der König David, ewiglich!
Mijn heer de koning David leve in eeuwigheid!seine Güte währet ewiglich.
Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.Die Erde bleibt ewiglich“.
Du sollst nicht ihren Frieden noch ihr Bestes suchen dein Leben lang ewiglich.
Gij zult hun vrede en hun best niet zoeken, al uw dagen in eeuwigheid.Glueck meinem Herrn, dem Koenig David, ewiglich!
Mijn heer de koning David leve in eeuwigheid!Und der Rauch geht auf ewiglich.
En haar rook gaat op in alle eeuwigheid.Denn ihr habt ein Feuer meines Zorns angezündet, das ewiglich brennen wird.
Want gijlieden hebt een vuur aangestoken Und du hast dir dein Volk Israel zum Volk gemacht ewiglich;
En Gij hebt Uw volk Israel U ten volk gemaakt tot in der eeuwigheid;Und diese Stadt wird bewohnt werden ewiglich.
En deze stad zal bewoond worden in eeuwigheid.
