FLEISCHER - vertaling in Nederlands

• slager
• fleischer
• vleesverwerkers

Voorbeelden van het gebruik van Fleischer in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Das war früher kein Fleischer.
Het was niet altijd een slager.

Skal, Fleischer.
Proost, Fleischer.

Entweder ihr Sohn oder ihr Fleischer.
Of haar zoon of haar slager.

Ein fettes Schwein namens Herman Fleischer.
Een dik varken genaamd, Herman Fleischer.

Der Fleischer hatte Fleisch.
Ik heb vlees van de slager.

Er wird mir auch sagen, wo Fleischer ist.
Hij zal me ook vertellen waar Fleischer is.

Ich glaube, er ist tot. Aber Dave, der Fleischer.
Volgens mij is hij dood. Maar Dave de slager.

Ich bin auf Ihrer Seite, Fleischer.
Ik sta aan uw kant, Fleischer.

Einmal ein Fleischer, immer ein Fleischer.
Eens een slager, altijd een slager.

Mit Hilfe der USA kann Fleischer die norwegische Brigade stärken.
Met hulp van Amerika kan Fleischer de Noorse brigade versterken.

Elf! Das ist der Fleischer aus Cambrai.
Elf.- Dat is de slager van Cambray.

Holen Sie Dr. Fleischer.
Haal Dr Fleischer alsjeblieft.

Fleischer Lebensmitteltechniker Dr. A.
An8}DR A. FLEISCHER VOEDINGSWETENSCHAPPER.

Fleischer! Wo bist du?
Waar ben je Fleischer?!

Ari Fleischer ist das Sprachrohr der Nation.
Ari Fleisher is onze nationale spreekbuis.

Vom Fleischer.
Van de slager.

Restaurant vor Ort und Shop und Fleischer 300 m entfernt.
Restaurant ter plaatse; winkel, slagerij en slijterij op 300 m afstand.

Geben Sie mir Hauptsturmführer Fleischer in Cherbourg.
Verbind me met Hauptsturmbahnführer Fleischer in Cherbourg.

Während der Joseon-Dynastie gehörten die Fleischer… zur niedrigsten Klasse der Gesellschaft.
Tijdens de Joseon-dynastie hoorden de slagers… tot de laagste klassen van de samenleving.

Holt den Fleischer aus dem Bett.
Haal de Poelier uit zijn bed.