KRACH - vertaling in Nederlands

• lawaai
• herrie
• geluid
• ruzie
• kabaal

Voorbeelden van het gebruik van Krach in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Er hat Krach mit seiner Mutter.
Hij had ruzie met ze moeder.

Das hängt vom Krach ab.
Hangt van het geluid af.

Ich denk dabei nur an den Krach.
Ik dacht meer aan de herrie.

Das Blut, der Krach, die endlose Poesie.
De eindeloze poëzie! Het bloed, het lawaai.

Von mir aus Atomflugzeuge, auf jeden Fall ist's viel Krach.
Ze maken in elk geval veel kabaal.

Ob Sie Krach hatten.
Of ze ruzie had met haar man.

Mach keinen Krach.
Maak geen geluid.

sie macht keinen Krach.
ze maken geen lawaai.

Wenn wir da sind, machen wir Krach.
Eénmaal daar maken we herrie.

Ich hatte Krach mit meiner Mutter und kippte um.
Ik had ruzie met m'n moeder en ik viel flauw.

Habt ihr diesen Krach gehört?
Heb je dat geluid gehoord?

Der Nächste! Wir machen zu viel Krach.
De volgende. We maken te veel lawaai.

Die Waffen und der Krach.
Door de wapens en de herrie.

Ich hatte Krach mit Reeger.
Ik had ruzie met Reeger.

Und mach keinen Krach.
En maak geen geluid.

Lasst uns etwas Krach machen!
Laten we wat lawaai maken!

Stille. Kein Krach mehr.
Stilte. Geen herrie meer.

Hatte Krach mit meiner Mutter.
Ik had ruzie met mijn moeder.

Der machte den Krach.
Die maakte dat geluid.

Früher war es Krach.
Het was vroeger herrie.