WEGLIEF - vertaling in Nederlands

wegliep
weglaufen
abhauen
gehen
davonlaufen
wegrennen
weg
durchbrennen
fliehen
verlassen
verschwinden
vluchtte
flüge
fliehen
weglaufen
abhauen
flüchten
wegrennen
davonlaufen
flucht
entkommen
flã1⁄4ge
wegrende
weglaufe
fliehe
was weggelopen
weggelaufen sein
sind abgehauen
sind durchgebrannt
sind weg
fortgegangen sind
sind fortgelaufen
liefen weg.
weg rende
wegrennen
weglaufen
fliehen
davonlaufen
is weggelopen
weggelaufen sein
sind abgehauen
sind durchgebrannt
sind weg
fortgegangen sind
sind fortgelaufen
liefen weg.
uit de weg ging
aus dem weg gehen
weglaufen
ausweichen
zurückschrecken
gevlucht ben

Voorbeelden van het gebruik van Weglief in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Der Typ trat dir auf die Hand, als er weglief.
Hij trapte op jouw hand toen hij wegrende.
Der mit ihm weglief. Er wurde von jemandem gerettet.
Hij werd gered door iemand… die met hem vluchtte.
Woher wissen Sie, dass sie weglief?
Hoe weet u dat ze is weggelopen?
Kein Wunder, dass sie von Zuhause weglief.
Geen wonder dat ze thuis wegliep.
Wie kommt es, dass du sie nicht einholen konntest, als sie weglief?
Waarom pakte jij haar niet toen ze wegrende?
Warum sie weglief?
Wil je niet weten waarom ze vluchtte?
Als er das erste Mal weglief, war er 12.
De eerste keer dat hij wegliep, was hij 12.
Sorry, dass ich weglief.
Sorry dat ik wegrende.
Erinnerst du dich, als sie weglief… nach Mosswood, und wir rumfuhren, um sie zu finden?
Weet je nog die nacht toen ze naar Mosswood vluchtte en we haar zochten?
Ich besorgte ihn, als ich weglief.
Ik heb het gekocht toen ik wegliep.
Als sie vor Locke weglief.
Ze stootte haar hoofd toen ze vluchtte van Locke.
Aus zehn Metern Entfernung, während sie weglief. Aber er traf sie dabei direkt ins Herz.
Hij trof haar in het hart, van negen meter afstand, terwijl ze wegrende.
Der Typ trat dir auf die Hand, als er weglief.
Hij stapte op je hand terwijl hij wegliep.
Clara mit Jin-sook Han weglief?
Clara met Jin-sook Han vluchtte?
Einen Kerl, der mit einem Rucksack weglief.
An8}Iemand die met een rugzak wegrende.
Ja. Als sie weglief, wusste ich.
Ja. Toen ze wegliep, wist ik het.
Lyle sah etwas im Tagebuch, bevor er weglief.
Lyle zag iets in het dagboek voor hij vluchtte.
Ich sah ihn nicht mehr, seit ich letztes Jahr weglief.
Ik heb hem niet gezien sinds ik vorig jaar wegliep.
Alles fing an, als ich rebellierte und weglief.
Het begon allemaal toen ik in opstand kwam en vluchtte.
Sie… Sie wird mir wehtun, weil ich weglief.
Ze zal… Ze zal me straffen omdat ik wegliep.
Uitslagen: 150, Tijd: 0.0537

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands