ZWEIT - vertaling in Nederlands

• twee
• tweeën
• tweetjes
• tweede
• de op één

Voorbeelden van het gebruik van Zweit in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Früher waren wir nur zu zweit.
Vroeger waren we met alleen ons twee.

Sieht man nicht, dass wir zu zweit sind? -Für zwei?
Zie je niet dat we met z'n tweeën zijn? Voor twee?.

Wir essen heute mal zu zweit.
We eten met z'n tweetjes.

Wir waren mal zu zweit.
Vroeger waren we met alleen ons twee.

Sie sind nur zu zweit.
Ze zijn met zijn tweeën.

Wir wählen Teams, indem wir zu zweit abzählen.
We kiezen teams door eentjes en tweetjes te tellen.

In Oklahoma City waren die Bombenleger auch zu zweit.
In Oklahoma City waren er ook twee aanslagplegers.

Ihr seid doch zu zweit.
Jullie zijn met z'n tweeën.

Wir machen das dieses Jahr zu zweit.
Dan doen we het deze keer met z'n tweetjes.

Vielleicht ein Boot zu zweit.
Misschien een pontonboot per twee.

Vielleicht sind sie zu zweit.
Misschien zijn ze met z'n tweeën.

Ihr seid nicht nur zu zweit.
Het zijn niet alleen jullie twee.

Heute Nacht seid ihr hier zu zweit.
Jullie zijn met z'n tweeën vanavond.

Es ist leichter zu zweit.
Het is gemakkelijker met twee.

Nein! Wir sind zu zweit.
Nee. We zijn met z'n tweeën.

Eins, zweit.
Eén, twee.

Seither waren wir zu zweit.
Daarna waren we met zijn tweeën.

Nein. Zu zweit ist es nachts wärmer.
Nee. Het is warmer met twee mensen 's nachts.

Herr Oberst, wir sind nur zu zweit.
Kolonel, we zijn met zijn tweeën.

Nein, zu zweit.
Nee, met twee.