Voorbeelden van het gebruik van Wanted to talk to you about something in het Engels en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
We wanted to talk to you about something.
We willen iets met jullie bespreken.I wanted to talk to you about something else.
Ik wilde het over iets anders hebben.Jerry, we wanted to talk to you about something.
We wilden je iets vertellen, Jerry.I wanted to talk to you about something.
Lk wil ergens over praten.I wanted to talk to you about something.
Ik wil jullie ergens over spreken.I, uh, I wanted to talk to you about something.
Ik, eh… ik wilde ergens met je over praten.I wanted to talk to you about something. I, uh.
Ik, eh… ik wilde ergens met je over praten.That's very important to me. I wanted to talk to you about something.
Ik wil met jullie praten over iets dat erg belangrijk voor mij is.I wanted to talk to you about something.
Um, well, I wanted to talk to you about something.
Ik wilde je spreken over iets geks en grappigs.I wanted to talk to you about something.
Ik wil met jou over iets praten.I wanted to talk to you about something.
Ik wil ergens met je over praten.I wanted to talk to you about something.
Ik wilde u ergens over spreken.I wanted to talk to you about something.
Ik wil ergens met je over praten Kom hier.Um… I wanted to talk to you about something.
Ik wil ergens met je over praten Kom hier.I just wanted to talk to you about something. Of course.
Natuurlijk. Ik wilde iets met u bespreken.I was passing the house and I wanted to talk to you about something.
Ik reed langs, en ik wilde iets met u bespreken.But how is Patricia working out? I wanted to talk to you about something.
Hoe doet Patricia het? Ik wil iets met je bespre.I wanted to talk to you about something before, but I didn't know if it was real.
Ik wilde iets met je bespreken, maar ik wist niet of het wat was.Hey, wait. Hey, I…- I wanted to talk to you about something.
Ik wilde iets met je bespreken. Hé, wacht. Ik.
