Voorbeelden van het gebruik van Ciao in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Julius.- Goed je te zien. Ciao.
Ouwe vriend. Ciao.
Ciao, Hartelijk dank voor uw mooie
Ciao amici, heel erg bedankt voor je prachtige werelden over ons
Oké, ciao.-Succes!
Bedankt. Ciao, meisjes.
Ciao. Larry zij dank, hij ligt er nog!
Ciao. Dat was een leuke afleiding.
Ciao, papi. Succes.
Ciao. Zeg dat maar.
Ciao. Knipper niet met je ogen!
Knipper niet met je ogen. Ciao.
Hier is je dochter, ciao.
waaien we recht terug naar Ciao.
En anders is het: ciao.
Michael ging terug naar het penthouse om te relativeren wat er gebeurd was… met z'n zoon. Ciao.- Bella.
Het beste, ciao! en zet Raphael direct bij zijn'couchsurfing-adres' af.
Het hotel biedt een gratis warm ontbijt voor 2 personen met elke kamer geserveerd door Ciao's Bistro.
Ciao, jongens!
Ciao. Insgelijks.