Voorbeelden van het gebruik van De kapper in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij ging naar de kapper.
Tien-twee in D-vleugel zes, bij de kapper.
Ik moet over een half uur naar de kapper.
Hij moet wel naar de kapper. Gezellig.
Knul, ik ga van de week naar de kapper.
Maar ik betaal de Kapper af.
Ik ben bij de kapper.
Hij heeft afspraken bij de kleermaker, bij de kapper en de schoenmaker.
Mam heeft het iedereen bij de kapper verteld.
Megan, heb je een afspraak bij de kapper voor me gemaakt?
Weet je zeker dat het geen klant van de kapper was?
Dertig keer ruzie en de kapper?
Brad wil niet eens naar de kapper.
Ik zat bij de kapper.
Ik heb 'm onlangs nog gezien, bij de kapper.
Hij denkt dat ie bij de kapper zit.
Uw zoon moet naar de kapper.
Ik ga deze week naar de kapper.
Als hij wat verstand heeft vraagt hij om de kapper.
Ze wilde naar de kapper.