Voorbeelden van het gebruik van Hamburger in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Een hamburger en een fris voor mij.
De uitvinder van de hamburger was slim.
Hamburger met frietjes.
Ik heb een hamburger voor je besteld.
Thuisland van de Hamburger.
Eindelijk een hamburger voor de Hindoes.
Misschien wil hij een hamburger.
Dit is mijn tweede hamburger.
En wat is een hamburger zonder frietjes?
Deze hamburger.
En ik bestelde de hamburger.
Nee. Ik bestel een hamburger.
Ik lachte omdat je je hamburger hebt.
ik die man film die een hamburger eet.
Had je geen hamburger besteld?
Het vlees. U wilt een hamburger zonder vlees?
Ik wil een hamburger.
Zeven dollar voor een hamburger.
Ik zeg alleen dat ik deze hamburger heb gemist.
Ik neem een hamburger.