Voorbeelden van het gebruik van Ik train in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik train en werk alleen.
Ik train met een klant.
Ik train hem.
Ik train voor de marathon.
Ik train niet elke dag met je.
Ik train de nummer drie van Ongsan, Kang Pil-gu.
Dank je. Als ik train, denk ik niet na.
Ik train geen beginners.
Ik train mijn hond.
Ik train niet echt.
En ik train veel.
Eigenlijk… Ik train nu weer met hem.
Ik train normaal gesproken- Nee, geen meiden zoals jij.
Ik train al jaren lang.
En ik train.
Alleen de prijs. Iemand die ik train, kan jou nog van pas komen.
Ik train voor de Causton marathon.
Natuurlijk moet je in zeer goede fysieke conditie zijn, dus ik train veel.
Ik train ze.