Voorbeelden van het gebruik van Trainen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik moet je trainen, zodat jij dat kunt voorkomen.
Ze gaan geen draken te lijf… ze trainen ze voor hun eigen duistere praktijken.
Een lesvliegtuig is een vliegtuig(mede) bestemd voor het trainen van piloten.
Ik gil altijd als een meisje tijdens het trainen.
Hij moet elke dag trainen.
Daarom wilde ik dat hij met Luke zou trainen.
We kunnen uw personeel trainen om de slijtage aan gereedschappen te minimaliseren.
Trainen jullie altijd in het bos?
Help jongeren om extra vaardigheden door te krijgen studeren en trainen in het buitenland.
Ik moet een nieuwe rekruut trainen.
We zijn aan het trainen, Teddy.
Ik moet een topschaatsster trainen.
Ik moet Alvarez trainen.
Je moet weten hoe je ze moet trainen.
Elke donderdag, gaat ze trainen, laat haar nagels doen en gaat naar de bioscoop.
We trainen Russische spionnen voor Amerika und andersom.
dan moet je veel trainen.
ga ik je trainen.
Geen wedstrijd. Trainen.
Ik zou kunnen poetsen en trainen.