Voorbeelden van het gebruik van Jasje in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Waarom zou hij jouw jasje dragen?
Ik heb het jasje gekocht.
Je draagt een jasje.
Heeft u agent Morris verteld over 't jasje?
En wij naaiden het op ons jasje om haar een plezier te doen.
Kan ik uw jasje even lenen?
Bedankt voor het jasje.
Ik zie hem, maar hij draagt zijn jasje niet meer.
En hij draagt een jasje.
Dan heeft hij 'n jasje nodig en schoenen.
Je jasje, bedoel je?
Wil je m'n jasje naar de stomerij brengen?
Geef me je jasje.
En dan geeft hij hem z'n jasje.
Hij moet onder uw jasje.
Ze wou een jasje.
Gebruik je jasje.
Het is een goed jasje.
We zagen uw jasje.
Korporaal Beck had een koffievlek op z'n jasje.