Voorbeelden van het gebruik van Jesus in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Probeer je het af te breken? Jesus, McGee?
In Hilltop. Jesus en Aaron hebben je gevonden.
Luister naar wat ik ga zeggen, Jesus.
Allemaal gelogen. Jesus.
Jesus, ben je gek geworden?
Als Jesus terug is,
Ken je mijn neefje, Jesus?
Jesus, Ik geloof je niet.
Deze nieuwe profeet, Jesus, hij praat als Johannes de Doper.
Hij wordt beschuldigd van de moord op kardinaal Juan Jesus Posadas Ocampo.
Jesus, het is een kerk.
En waarom heeft Jesus niet gebeld?
Hoe hebben jullie elkaar ontmoet, jij en Jesus?
Jesus, ben je in orde?
Hallo, dames. Welkom bij Miss Magic Jesus.
Ken ik Jesus?
Jesus, Gus, hij huilt. Hij huilt.
Pinky Gonzales? Jesus Berkowitz?
Ik doe nooit zaken in Cuba… en Jesus is niet mijn man.
Jesus, Mary Tyler Moore en.