Voorbeelden van het gebruik van Johan in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Met Johan stierf de eerste
Rupert en Johan deelden het land.
Johan overleed in 1561 zonder legitieme kinderen.
Daarna nam Johan Ernst niet meer aan grote veldslagen deel.
Johan Lodewijk woonde tot zijn veertiende levensjaar in Weilburg.
Johan verkreeg de heerlijkheden Ottweiler en Homburg.
In 1490 nam Johan Lodewijk zelf de heerschappij op zich.
Johan vreest al het ergste.
Zijn zoon Johan I volgde hem op.
Johan van der Veken
Johan verslaat de Viking na een kort gevecht.
Johan, jong overleden.
Johan neemt afscheid.
Johan Willem stierf op 25 maart 1609.
Johan en Lancelot worden gevangengenomen,
Johan benoemde een rijksoverheid
Johan III Schellaert van Obbendorf -ca.
Johan werd rond 1437 in Parijs opgeleid.
Johan Petrus vervulde met name rond het begin van de 19e eeuw belangrijke functies.
Johan wordt gevangengenomen