JUAN - vertaling in Nederlands

• johannes
• juan
• john
• jan
• jean
• giovanni
• joh
• john's

Voorbeelden van het gebruik van Juan in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands

Juan tenía muchas más cosas que decir.
Tom had nog veel meer te vertellen.

Dile a Juan Trippe una cosa,¿de acuerdo?
Wil je Juan Trippe even iets doorgeven van mij?

Juan Salvador Gaviota,
Jonathan Livingston Seagull,

Sí que puedes, Juan. Porque has aprendido.
Maar jij kunt het, Jonathan, omdat je het leerde.

Juan, venimos para llevarte a tu casa.
Jonathan, we brengen je naar huis.

Juan, ese es Chiang.
Jonathan, dat is Chiang.

No es muy difícil, Juan, una vez que lo entiendes.
Het is niet zo moeilijk, Jonathan, eens we het begrepen hebben.

Juan, hay una salida.
Jonathan er is een uitweg.

Claro que sí, y Juan, sigue perfeccionando el amor.
Natuurlijk, en Jonathan, blijf aan liefde werken.

Juan, ve con todo mi amor.
Jonathan, ga met mijn liefde.

Juan es un buen trabajador.
Tom is een goede werker.

¿Has visto a Juan Enriquez?
Heb je Juan Enriquez gezien?

¿Sabes dónde está Juan?
Weet je waar Juan is?

Juan entiende mucho de música.
Hans weet heel veel van muziek.

Sí, mi querido Juan, así lo haré.”.
Ja, m'n lieve Hans, dat zal ik doen.".

¿A quién había visto Juan?
Wie heeft Tom gezien?

La mascota de Juan se perdió en el bosque.
Het spoor van Tom ging in het bos verloren.

¿Qué vio Juan al abrir el abrir el quinto sello?
Wat geschiedde er volgens Johannes bij het openen van het vijfde zegel?

Juan dijo que vendrá.
Tom zegt dat hij zal langskomen.

Juan I, el Maestro de Avis.
João I, Master van Avis.