Voorbeelden van het gebruik van Joh in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Kom, joh, treuzel niet.
Joh, wil je ons dood hebben?
Niets, joh. Wat is dat?
Joh 9:25 Hij antwoordde: Of Hij een zondaar is,
Joh, eerder gebouwd op een fundament van onzin.
Joh, van dat gif kwijlt ze alsof.
Ja, joh… ik heb daar getraind.
Joh 9:26 En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan?
Dat had je al gezegd. Maar er is veel schade, joh.
Joh, waarom de schuld op je nemen
Nee, joh. Wil je de voor- en nadelen opschrijven?
Joh? Ik sta voor je neus.
Weet ik, joh.
Joh, je zag de schoenen van die?
Joh, dat is ongelooflijk. Wie zijn dat?
Nee, joh, ze is een ster.
Goeie tip, joh.
Joh, het is heet!
Nee joh, we moeten naar de teamfilm kijken vanavond.
Connie wordt helemaal gek joh.