Voorbeelden van het gebruik van Kerstdag in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dat ik Grace zes uur zie op kerstdag.
Mama, het is kerstdag.
Tweede kerstdag.
Aye, het is kerstdag.
Op kerstdag, op kerstdag.
Dus je blijft op Kerstdag in Zweden?
Vooral van onze bruiloft… op eerste kerstdag in Aldovië.
Jij hebt 'm op kerstdag gearresteerd.
Tottenham speelt op Tweede Kerstdag tegen Brighton.
Wel, het is kerstdag vandaag.
Maar ik mis wel de kerstdag.
Shelley wordt pisnijdig op kerstdag, op kerstdag.
Op deze Kerstdag 2000 bevindt Betlehem zich in het hart van de oorlog.
Maar op Tweede Kerstdag besefte ze dat niemand zou komen helpen.
Kerstdag? Of nooit?
Wat ze leuker vinden, kerstavond of kerstdag. Ik vraag vaak aan mijn kinderen.
Waarom niet op Kerstdag zoals iedereen?
Het is kerstdag voor we er zijn.
Laat ons een vogelhuisje maken voor moeder voor kerstdag.
Ik ben mijn hand verloren op een kerstdag tijdens een zwaardgevecht.