Voorbeelden van het gebruik van Magisch in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Duif van boek magisch.
Deze draken, ze kunnen veranderen, ze zijn magisch, onsterfelijke en zo meer.
Het was gewoon magisch.
Hij is magisch.
Bruiloften zijn magisch.
Het is magisch.
Wij zijn magisch, Sookie.
Het was gewoon magisch.
Ik doe een beroep op de krachten… van Magisch Hoofd.
Mijn kerst is betoverend en magisch.
Maar deze waren magisch.
Jij bent niet magisch.
Omdat we magisch zijn.
Ik ben niet magisch.
Er was niets magisch aan.
Het leven is lang, magisch en vreemd.
De speelgoedwinkel is magisch.
Casino's zijn magisch.
Ik breng je naar huis. Magisch.
Daarom is dit ingrediënt zo magisch.