Voorbeelden van het gebruik van Marta in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Marta. Vertel me alles.
Harlan was in z'n werkkamer met Marta.
Vertel me alles.- Marta.
Op Gob en Marta.
Beter van niet. Marta zal bij me zijn.
Dit zijn Giulia en Marta.
Ik wil alles weten.-Marta.
Jouw nieuwe mode marta navarro.
Ik heb veel over je gehoord. Marta.
Nee, nee, ik ben geen vriend van Marta.
Proost. Owen. Hoe gaat het?-Beter.-Marta.
Op de speaker.- Hoi Marta.
Weet ik, Marta.
En ik liet Marta daar.
Marta was nu een boodschap.
Marta, ik herkende je bijna niet.
Als ze spinnen op Marta zetten, gaat ze dood.
Dan heeft Marta goede verjongingscrème.
Je zoekt Marta? Olo.
Wie?- Marta, denken we?