Voorbeelden van het gebruik van Nar in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ja. Dat was de nar van m'n vader.
Berichtgever en nar.
En die van de nar.
Koning der narren en nar van de koning.
Hij is een oplichter en een nar.
Koning der narren. Nar van de koning.
Koning der narren en nar van de koning.
We hebben een ridder nodig, geen nar.
zorg voor de spullen van de nar.
Giacomo lijkt meer op een nar dan op een moordenaar.
Natuurlijk, lieverd. Kom je mee naar m'n kamer? Nar.
Je moet het kind naar de nar brengen.
En voor de siësta werd ik zijn nar.
De krankzinnige koning en zijn nar.
En die van de nar.
Nee, jij niet, nar.
Ja. Dat was de nar van m'n vader.
Wat vind jij van deze nar, Malvolio?
We kunnen pas beginnen als de nar klaar is.
Hij is een opIichter en een nar.