Voorbeelden van het gebruik van Overwerken in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
ik moet weer overwerken.
Ik zeg dat ik moet overwerken.
Bullock heeft ons deze week elke avond laten overwerken.- Alweer.
Nu moet ik overwerken.
Ik denk dat hij waarschijnlijk moet overwerken.
Ja. Ik moet vanavond overwerken.
Wil je wat overwerken?
Marshall vrijdag moet overwerken.
Jongeren vandaag de dag willen niet overwerken.
Zullen we morgen beginnen, want ik moet overwerken?
Ik moet overwerken.
Nee, ik ga niet overwerken.
Je vader moest overwerken.
Bullock heeft ons deze week elke avond laten overwerken.- Alweer.
Wat? Ze willen dat we overwerken.
Papa moest overwerken.
En nu ontsla jij me voor te veel overwerken?
Ik moest overwerken.
Ik moest overwerken.
ik naar klanten moest, of overwerken.