Voorbeelden van het gebruik van Overwerken in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik heb tegen Lorraine gezegd, dat we vanavond overwerken.
Ik moet overwerken. Wacht je op me?
Van overwerken.- Ik werk ook.
Biderman moet overwerken en hij wil dat ik ook blijf.
Ik zal overwerken, meneer.
Ik vind overwerken niet erg, maar hij had op zijn minst kunnen bellen.
Zeg dat u moet overwerken.- U bent laat thuis.
Ik moet overwerken.- Ik ben laat thuis.
Weer overwerken?
Alweer overwerken?
Je moest overwerken.
Kunt u niet even overwerken?
Hij moet steeds overwerken.
Ik loop nu naar mijn appartement. Ik moest overwerken.
Problemen met overwerken.
Sophie, ik beloof je dat ik niet meer zo vaak zal overwerken.
Je zal nauwkeurig zijn en overwerken wanneer ik wil.
O ja, je moet je niet overwerken.
Ben jij de enige die mag overwerken?
maar niet overwerken;