Voorbeelden van het gebruik van Passepartout in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik heet niet Passepartout.
Passepartout heeft vuur gemaakt.
Sneller, Passepartout. Sneller!
Passepartout is een goeie jongeman.
Passepartout, neem deze emmer.
Passepartout kan ze niet aan.
Waar ben je, Passepartout?
Mijn bediende, Passepartout.
Doe geen moeite, Passepartout.
Mijn stok! Passepartout!
Wat benijd ik hem. Passepartout.
Geen dief, Passepartout!
Om de tickets van Mr. Passepartout.
Passepartout is uren geleden hulp gaan halen.
Ik benijd hem zo.-Passepartout.
Heeft Passepartout alles ingepikt?
Beloof me één ding, Passepartout.
Waarom lachte ik, Passepartout?
Pas op jezelf, Passepartout.
Ren, Passepartout. Foggs bediende!