Voorbeelden van het gebruik van Programmeur in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Alleen als programmeur, niet weer als partner.
Pierson was programmeur aan het originele spel.
Zal Victor opgroeien tot programmeur of een professionele computerwetenschapper?
Is ze ook programmeur? Echt?
Mijn vrouw is software programmeur.
We sturen een programmeur mee.
De JavaBeans component-technologie leunt sterk op de eigen verantwoordelijkheid van de programmeur.
Elk spel is voorzien van informatie zoals, programmeur, muzikant, uitgever, jaartal etc.
Een willekeurige 5 pens connector/voet voor de programmeur.
Ben jij programmeur?
Ik ben programmeur.
We sturen haar een programmeur mee.
Ik was de tweede programmeur na Hayes.
Ze willen je een baan aanbieden als programmeur, leidinggevend.
Ik ben een tester, geen programmeur.
Wie is jouw programmeur?
Er is een sub-kernel met een notitie van de programmeur.
Ik ben programmeur.
Zo te horen bent u programmeur.
Ik praat met die programmeur.