Voorbeelden van het gebruik van Schort in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
De mannen dragen vast geen schort met Cassie erop op hun feest.
Trek je schort aan, Dr Reid.
Heb je haar zonder schort gezien?
Je hebt je roze schort aan.
Schort en rubberen handschoenen liggen hier.
Het was jouw schort.
Heb je een schort gevonden?
Schort en rubberen handschoenen liggen hier,
doe je me een schort en handschoenen aan.
Het is maar een schort.
Zuurbestendige kiel of schort;
Neem een deken en een schort.
Het is een schort.
Doe een schort om.
Ik pak mijn schort.
Nee. Doe je schort uit.
Trek een schort aan.
Ik heb je schort verpest.
Je hebt je beste vriend die een schort draagt. Precies.
Doe je schort uit.