Voorbeelden van het gebruik van Teleurstellen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik wil ze niet teleurstellen.
En ik wou degenen die me zochten niet teleurstellen.
Ik wil je niet teleurstellen, maar ik heb Lana Lang niet gezien.
Hij blijft z'n vader teleurstellen.
Ik mag ze niet teleurstellen.
Ik ga je niet opnieuw teleurstellen.
We gaan ze niet teleurstellen.
Ik kon haar niet teleurstellen.
We mogen deze mensen niet teleurstellen.
Ik wil jullie niet teleurstellen, maar ik ben gewoon gelukkig.
Goed. Ik zal je niet teleurstellen.
Ik kan ze niet teleurstellen.
We moeten hem niet teleurstellen.
We kunnen ze niet teleurstellen.
kan ik haar niet teleurstellen.
Je mag anderen teleurstellen, maar nooit jezelf.
Je gebrek aan visie blijft me teleurstellen.
Ik kan de jongens niet teleurstellen.
Ik wil Frank niet teleurstellen.
En ze zal je niet teleurstellen.