Voorbeelden van het gebruik van Tim in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik knijp Tim nooit in z'n billen!
Ich habe niemals Tims Hintern begrapscht!Tim Gee is zijn concurrent.
Tim Lawes, de Lockheed technicus. Welke?
Tim Lawes, den Lockheed-Ingenieur. -Welchen?En ik vond Tim zijn boek.
Und ich fand Tims Buch.Je lijkt absoluut niet op Tim Dunlear.
Du bist kein bisschen wie Tim Dunlear.Tim, doe die deur nou maar open!
Tim, jetzt mach die verdammte Tür auf!We wilden jullie ook vragen, maar Tim heeft zo'n grote familie.
Aber Tims Familie ist riesig. -Was? -Wir wollten euch einladen.Nee, ik begrijp het, Tim.
Nein, ich verstehe es, Tim.Tim reed.
Tim ist gefahren.Ga als Tim Tim z'n vader!
Du könntest als Tim Tims Vater gehen!Ik ben het, Tim.
Ich bin's! Ich, Tim.Tim. Welkom bij Black Bear Burger.
Willkommen bei Black Bear Burger. -Tim.En ik zoek de mysterieuze verloofde van Tim.
Und ich suche Tims mysteriöse Verlobte.Prima, ik neem Rachel en Tim.
Ok, ich nehme Rachel und Tim mit.Tim Gee doet nog mee.
Tim Gee ist noch im Rennen.Deze laatste sms van Tim kwam van Port-au-Prince.
Hier, Tims letzte SMS kam offenbar aus Port-au-Prince.We zitten allen in het midden, Tim.
Wir sind alle in der Mitte, Tim.T spijt me. Tim.
Es tut mir leid. -Tim.Dit vonden we in Tim Murphy's appartement.
Welche wir in Tims Apartment gefunden haben.Echt wel.-Hé, Tim.
Ja, allerdings.- He, Tim.
