Voorbeelden van het gebruik van Vic in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ja? Vic aan de lijn Albert?
Vic. Neuken ze?
Zeg het. Vic, wie was het?
Je kunt veel van Vic zeggen, maar hij liegt niet.
Vic en ik hebben dit opgebouwd.
Vic, zijn we team?
Agent Ressler, ik ben Vic Cothran.
Begrepen? Vic, hoor je mij?
Ik heb Dustin en Vic zelf ingehuurd.
Vic is er niet.
Ze denken dat jij dit hebt gedaan, Vic.
Vic, we moeten gaan.
Ik regel alles wel, Vic.
Vic heeft met alles ingestemd.
Ik wil met Vic praten.
Vic. Heb jij de moeder gesproken?
Voor Vic.
Vic. Open het.
Ze klonk zichzelf niet, Vic.
Laat ons zakken.- Vic.