Voorbeelden van het gebruik van Zen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zen, ik moet alleen zijn.
Bijna Zen.
Pa… pa is trots… op zijn zoon… tje… dat kan le… zen.
Zeker weten dat dat Zen is.
Hoe Zen.
Hij zal nooit de Zen bereiken.
Echt zen.
Is dat zen?
Wat? Ik ben hartstikke zen.
Ik moet Zen blijven.
Heel zen.
Sinds wanneer ben jij zo zen en goed aangepast?
Je nieuwe huis is erg… zen.
Ik luister naar luisterboeken en blijf zen.
Dat helpt mijn zen.
Dat is zen.
Er is meer. Wat dacht je van Zen?
Dat is zen.
Ja. Je hebt Zen bereikt!
Doe niet zo Zen.