Voorbeelden van het gebruik van Babysitten in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Maar kan je vanavond babysitten?
Je weet dat ik kan babysitten.
Ik ben aan het babysitten.
Weer babysitten.
Oh. Ik hoop dat Mevr. Kwan kan babysitten.
Je kan niet babysitten.
Ik ga al 25 jaar babysitten.
Ze wil met me gaan babysitten.
Hoe kan ik nu coachen en babysitten tegelijkertijd?
Misschien kan jij babysitten, Francine.
iemand gaat babysitten.
Nee, ik ga babysitten met Alissa.
Mag ik voor jullie babysitten?
Je kunt Gennie en mij niet eeuwig babysitten.
Nee. Hij gaat niet babysitten.
En een jaar babysitten.
Ik zal babysitten!
Emerson, zo vervelend zijn ze niet. Je mag gaan babysitten.
Serieus, ik ben vanavond alleen maar babysitten.
Dat is toch eigenlijk net babysitten?